Geboren op 14 augustus 1890 in Makassar, Nederlands Indië als Henri Willem Dumont, roepnaam Han. Op 9 februari 1971 sterft hij in den Haag. Zoon van legerarts Henri Guillaume Dumont en Antje Moen. Doopbewijs.
Vanaf 31 januari 1939 naamsverandering in Pareau Dumont. Correspondentie en een krantenbericht.
Han trouwt met Florence Beatrice de Calonne (Flore) op 27 juli 1916 in Den Haag. Haar ouders zijn Antonius Victor de Calonne en Johanna Jacoba Meister (oma Moes).
Bron: Gemeentearchief Den Haag; Huwelijken 1916 serie B acte 672. 
Vanaf 1916 tot 1939 wonen ze in Nederlands Indië, waar Han werkt als civiel ingenieur.
Zie foto’s 1  foto’s 2  foto’s 3

Ze krijgen 3 zonen, waarvan de oudste al na 6 weken sterft. De tweede, Bob, raakt ernstig gehandicapt, zowel geestelijk als lichamelijk, als gevolg van een zeer zelden voorkomende bijwerking van een pokkenprik op te late leeftijd. Die krijgt hij van zijn opa, de legerarts Henri Guillaume Dumont. Alleen hun derde zoon Guus Pareau Dumont (1924-2007) is gezond. Opa Han is apetrots op zijn kleinkinderen en hij heeft een bijzondere band met schoondochter Tienke.

Kids Han en Flore:
Antoine Henri: geboren in Ned. Indië op 28 september 1918, daar gestorven op 14 november 1918
– Henri Victor (Bob): geboren op 27 februari 1922 in Weltevreden, Ned. Indië, gestorven op 27 dec. 1964 in Den Haag
– Gustave Guillaume François (Guus): geboren 9 juni 1924 in Palimanan (Tjerebon, Cheribon) Ned. Indië, gestorven op 7 oktober 2007 in Heeg, Friesland. hij trouwt met Tine Theodora Titia Brunsveld Keiser en krijgt 4 kinderen. Begin jaren ’80 scheiden ze en hij hertrouwt.

Mijn opa is de laatste voor mij die zich met de familiegeschiedenis bezig houdt. Vreemd genoeg doet hij dat vanuit Duitse gevangenschap tijdens de 2e Wereldoorlog. Als Indisch gijzelaar (foto’s) zit hij gevangen in meerdere kampen, waaronder het ‘Oranjehotel’ (de gevangenis) in Scheveningen, kamp Buchenwald, kamp Haaren en kamp ‘Beekvliet‘ in Sint Michielsgestel (Andere Tijden), een interneringskamp voor gijzelaars vlakbij ’s Hertogenbosch. Misschien ook in Amersfoort. Eén van de mensen uit de groep gijzelaars, de violist Jo Juda, heeft daarover een boek geschreven: “Jantje Paganini“.
Het zijn vooral mensen uit de Nederlandse elite met een intellectuele-, bestuurlijke- of kunstzinnige achtergrond. Zoals de latere premier Drees, de Goes van Naters en Lieftink, de latere minister van Financiën (geldhervorming: het tientje van Lieftink).
Tijdens de oorlog raakt Han bevriend met de beeldhouwer Niels Steenbergen. Waarschijnlijk leert hij die kennen in Sint Michielsgestel, anders later (1944) in Brabant.
Wegens de ziekte van zijn zoon Bob mag hij op enig moment het kamp uit en naar huis om zijn vrouw te helpen die te verzorgen. Mijn oma brengt daartoe een bezoek aan de Duitse bezetters en heeft daarvoor gepleit . “Keurig gekleed en opgetut”, vertelde ze. Het laatste oorlogsjaar brengt het gezin door in het dan al bevrijde Brabant.

Tot de 2e Wereldoorlog is opa ingenieur in Nederlands Indië: hij legt wegen aan en bouwt bruggen. Volgens mijn moeder die hem adoreert is hij absoluut onkreukbaar. Eigenaren van plantages en fabrieken willen natuurlijk dat de wegen zo gunstig mogelijk voor hen werden aangelegd, maar die krijgen bij mijn opa geen voorrang. Dat zou ook de reden zijn dat hij niet echt stijgt in de hiërarchie. Na de oorlog is hij gevraagd als directeur van een onderneming die ‘fout’ was tijdens de oorlog: de Nederlandse Basalt Maatschappij. Daarna werkt hij voor de gemeente Eindhoven. Na zijn pensionering verkassen Han, Flore en Bob naar de Roodborstlaan 13 in den Haag. Hun laatste woning is de Segbroeklaan 6, ook in den Haag.