Aan het begin van de 19e eeuw zijn er geen beroepsopleidingen voor vrouwen. Als eerste ontstaat het beroepsonderwijs voor vroedvrouwen en onderwijzeressen (titel: schoolhouderes). Tijdens de Franse Revolutie ontstaat het idee om het hoofdelijk onderwijs om te vormen naar klassikaal onderwijs. Als gevolg van allerlei politieke ontwikkelingen treedt de eerste onderwijswet pas in werking in 1806. Die wet bepaalt ook dat alleen bevoegden mogen lesgeven op scholen. Dus moeten zowel mannen als vrouwen examen afleggen en zo ontstaan de kweekscholen. Maar vrouwen mogen daar niet naar toe, want gemengde lessen voor jongeren, dat is dan nog geen usance. Zij krijgen les op aparte meisjesscholen, beperkt in aantal.
Veel vrouwen komen na hun opleiding toch niet terecht in het onderwijs. Ze werken vooral als gouvernante en geven privéles aan kinderen van welgestelden. Ze gaan doceren aan (dure) kostscholen voor meisjes. Of ze gaan die zelf uitbaten. Zoals Theodora Aleida Pareau.
Vanaf 1870 ontstaan gemeentelijke kweekscholen en al in 1878 spreekt de Amsterdamse schoolcommissie bezorgd over het overschot aan vrouwelijke kweekelingen.
Bronnen en links:
het Nationaal Onderwijsmuseum: De opleiding tot onderwijzeres door Marjoke Rietveld-van Wingerden
– de onderwijswet van 1806 op hoofdlijnen. De onderwijswet van 1857. Overzicht onderwijswetgeving