Geboren op 4 augustus 1860 in Zutphen. Willem sterft op 15 april 1925 in Utrecht en wordt daar begraven op 18 april 1925 op de 2e algemene begraafplaats Kogelswade. Zoon van Maria Margaretha Dumont en Willem Julius. Hij trouwt op 23 december 1890 in Utrecht met Betsy Mathilde Frederique Einthoven. Haar ouders zijn Jacob Einthoven en Louise Marie Mathilde Caroline de Vogel. Ze krijgen 1 zoon en 2 dochters:
– dochter (naam?) geboren op 8 december 1891 in Amsterdam
– dochter (naam?) geboren op 8 oktober 1894 in Amsterdam
Willem Otto Julius, geboren in Utrecht op 7 april 1898

Zou Willem Henri de scheikundige Anton Pareau (1849) gekend hebben? Hun grootouders zijn met elkaar getrouwd: Antoine H. Pareau (1805) en Lotje (CMC)  Dumont (1811). Beiden studeren en promoveren in Utrecht in verwante studies. Willem is Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht (UU) in natuurkunde en scheikunde. Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Willem Henri Julius geschilderd door Antonie Lewin Tekst KNAW. Julius krijgt, na de HBS met driejarige cursus te Gouda te hebben doorlopen, privélessen om zich voor te bereiden voor het admissie-examen voor de universiteit. Hiervoor slaagde hij in 1875 en begon vervolgens zijn studie in de natuurkunde aan de universiteit van Utrecht. In 1882 werd hij assistent van zijn leermeester C.H.D. Buys Ballot, in 1888 van zijn oom, de natuurkundige V.A. Julius. Op 10 februari 1888 promoveerde hij bij Buys Ballot op een proefschrift: Het warmtespectrum en de trillingsperioden der moleculen van eenige gassen. Nadat hij eind 1888 leraar aan de Burgeravond-school te Utrecht in natuur- en scheikunde was geworden, volgde in 1890 zijn benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij aanvaardde zijn ambt op 2 februari 1891 met een oratie De methoden van onderzoek in de natuurkunde. In 1896 volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar in natuurkunde, fysische aardrijkskunde en meteorologie aan de Utrechtse Universiteit. Zijn oratie (17 oktober 1896) handelde over de Kritiek in de natuurkunde.

Vervolg tekst KNAW:  Een jaar later werd hem het lidmaatschap van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam toegekend. Nadat hij in 1920 ernstig ziek was geworden, werd het directeurschap van het Utrechtse natuurkundelaboratorium overgenomen door L.S. Ornstein.

Julius was een geboren experimentator, zoals reeds blijkt uit zijn proefschrift en uit zijn methode van trilvrije ophanging die hij in zijn laboratorium invoerde. In Utrecht stichtte hij voorts een observatorium voor de bestudering van de natuurkunde van de zon. Ook hier blijkt weer zijn experimenteel talent bij het ontwerpen en inrichten van het instrumentarium (radiomicrometer, bolometer, thermozuil).

Het wetenschappelijk werk van Julius ligt geheel op het gebied van de zonneverschijnselen (staalbreking in de zonneatmosfeer, ongelijke verschuiving van de zonnelijnen, e.d.). Hij nam deel aan verschillende expedities voor het waarnemen van zonsverduisteringen (Sumatra, 1901; Burgos, 1905; Maastricht, 1912) en verbleef enige tijd op het Mount Wilson observatorium in Californie (1907). Zijn zonnetheorie ging uit van de gedachte dat het ons door de zon toegezonden licht een verstrooiing en breking heeft ondergaan in de buitenste lagen van de zon zelf. Hij gaf een verklaring van het feit dat de roodverschuiving van het middelpunt van de zon naar de rand toeneemt (1909), een verschijnsel van groot belang in verband met de vraag of de door A. Einstein uit zijn relativiteitstheorie afgeleide roodverschuiving al of niet bestaat. In 1911 deed Julius een vergeefse poging Einstein als opvolger van de overleden C.H. Wind naar Utrecht te krijgen. De correspondentie hierover, alsmede brieven tussen Einstein en Julius over zonnefysica, bevinden zich in het Utrechts Universiteitsmuseum. Einstein noemde Julius ‘one of the most original exponents of solar physics’ (The Astrophysical Journal 63 (1926) 196). Julius’ (achterhaalde) theoretische opvattingen zijn samengevat in zijn Leerboek der zonnephysica, dat na zijn dood door zijn leerling en medewerker M. Minnaert in 1928 is uitgegeven.

A: Archief-W.H. Julius in Universiteitsmuseum te Utrecht.
P: Een volledige bibliografie bevindt zich in Julius’ Leerboek der zonnephysica (Groningen, 1928) 324-334.
L: F.A.F.C. Went, ‘Willem Hendrik Julius’, in Verslag van de gewone vergaderingen der afdeeling natuurkunde van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam 34 (1925) 365-368; A. Einstein, in The Astrophysical Journal 63 (1926) 196-198; J. van Herwaarden, ‘Albert Einstein en de Utrechtse Universiteit’, in Jaarboek Oud Utrecht 1971, 33-45.

Website Universiteit Utrecht

H.A.M. Snelders
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland

Publicaties:

  • 1888 – Het warmtespectrum en de trillingsperioden der moleculen van eenige gassen (dissertatie Universiteit Utrecht)
  • 1891 – De methoden van onderzoek in de natuurkunde (oratie Universiteit van Amsterdam)
  • 1896 – Kritiek in de natuurkunde (oratie Universiteit Utrecht)
  • 1928 – Leerboek der zonnephysica (Groningen, uitgegeven door Minnaert, bevat biografie van Julius)