Bron en tekst: Stichting Joods Erfgoed Den Haag.
Geschreven door Corien Glaudemans, 30 april 2016.
Pagina overgenomen want helaas werkt de link soms niet goed.
Den Haag kende voor de oorlog twee Joodse woningbouwverenigingen: Vereeniging tot het Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden (VVWM) in de Schilderswijk en Mischkenot Israël in de Schilderswijk en Transvaal. VVWM bestaat nog steeds. Onlangs (2016) verscheen van Richard Kleinegris, Fred van der Burg en Just de Leeuwe het boek ‘Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015’. De auteurs schetsen in deze fraai uitgevoerde publicatie de belangrijke momenten die door de jaren heen de bouw van sociale huurwoningen hebben beïnvloed en besteden ook ruime aandacht aan de Joodse sociale woningbouw.
Sociale woningbouw in Den Haag
Vanaf het midden van de negentiende eeuw is er in Den Haag aandacht voor de huisvesting van de armlastige inwoners en arbeiders, die naar de stad trokken voor werk. Vóór de invoering van de Woningwet in 1901 was woningbouw voor armlastige Hagenaars vooral een zaak voor particulieren. Rond 1850 namen welgestelde liberalen het voortouw om voor verbetering van woonomgeving te zorgen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bepaalden verenigingen de sociale woningbouw. De wederopbouw van de stad en de stadsvernieuwing na de oorlog was vooral in handen van de gemeente. Het boek eindigt met de bouw in de VINEX-locaties.
Woningen van de Vereeniging tot het Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden (Van Ostadehofje). In dit woonhuis was een depot gevestigd van de brood- en beschuitfabriek De Oude Vette Hen, ca. 1895.
Collectie Haags Gemeentearchief
Vereeniging tot het Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden (VVWM)
Joodse woningbouwverenigingen ontstonden vanaf het einde van de negentiende eeuw.
Een van de vroege sociale woningbouw-initiatieven in Den Haag nam de jonge Joodse ondernemer Jacob Simons (1845-1921). Hij hield al in 1869 een pleidooi voor betere woningen voor armlastige Joodse Hagenaars. Dit initiatief mislukte. Wel slaagde zijn plan in 1882, toen de artsen dr. D.L. Roozenburg en dr. A.H. Pareau namens de ‘Cholera-Commissie’ om verbetering van de woonsituatie in de Joodse buurt vroegen. Zij wilden dat de verkrotte hofjes zouden worden afgebroken.
In 1884 bracht Simons een groep bestuurders bijeen die de Vereeniging tot het Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden (VVWM) hebben opgericht. Vanaf 1887 bouwde de vereniging 202 woningen aan de Van Ostadestraat. Onder de eerste bewoners waren de Joden in de minderheid. Toch besloot het bestuur van de vereniging verder te bouwen. Uiteindelijk ontstond midden in de Schilderswijk een complex van 136 verenigingswoningen, dat in de volksmond thans de naam draagt ‘Van Ostadehofje’.
De ‘woningbouwvereniging met de lange naam’ bestaat nog steeds.
|
Mischkenot Israël
De Joodse woningbouwvereniging Mischkenot Israël (Woningen van Israël of Joodse woningen) was in 1921 opgericht onder de naam ‘Vereeniging voor de bouw van een Joodsche volkswijk’. De vereniging bouwde in Transvaal en in de Schilderswijk. De woonhuizen van dit sociale woningbouwcomplex waren ontworpen door het architectenbureau van Lodewijk Simons (1869-1936), zoon van Jacob Simons, en Theodoor van Braningen (1880-1962). Zij hadden het plan in Den Haag een grote ‘Joodsche volkswijk’ te maken. De enorme doorbraak van de Haagse binnenstad voor de aanleg van de Grote Markstraat had ingrijpende gevolgen voor de inwoners van de Joodse buurt. Vele sloppen, hofjes en bouwvallige zouden worden gesloopt. Simons en Van Braningen spraken de verwachting uit dat de Joodse buurt achter het Spui zou verdwijnen en ontwierpen daarom in 1921 een plan voor een nieuwe Joodse volkswijk.
In 1935 kwamen aan de Marktweg 94 nieuwe woningen van Mischkenot Israël. Veel bewoners van deze panden vonden kort nadien een plek op de nieuwe Haagse Markt aan de Herman Costerstraat. In 1926 kwam het eerste wooncomplex gereed: 278 woningen tussen de Herman Costerstraat, de Langnekstraat, de Wolmaranstraat en de Hoefkade. In de straten kwam ook een groot aantal pakhuizen voor de stalling van karren en paarden, omdat de meeste huurders een inkomen verdienden in de straathandel.