Stadsarchief Amsterdam: St. Anthonies Kerkhof (1640-1694), St. Anthonies Kerkhof (Kinderlijken 1656-1811). De drie stedelijke begraafplaatsen respectievelijk het Karthuizer Kerkhof, St. Anthonies Kerkhof en het Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof hebben aparte Kinderlijkenregisters.
Bron: website dodenakkers; Sint-Antonieskerkhof, 1640 – 1866
Tegelijk met het Heiligewegskerkhof werd op de hoek van de latere Nieuwe Heren- en Muidergracht het Sint-Antoniekerkhof aangelegd. De naam kreeg het van de toenmalige St. Anthoniespoort, die op de uitvalsweg naar Muiden stond. Op het Sint-Anthonieskerkhof stonden in tegenstelling tot de andere begraafplaatsen bomen. Paden en grafstenen ontbraken echter. Op 17 juli 1640 vond hier de eerste begrafenis plaats, waarna er nog duizenden volgden. Het waren voornamelijk arme stedelingen die hier begraven werden, meestal pestslachtoffers. Grafmonumenten waren voor deze doden niet weggelegd. Het kerkhof werd omgeven door een houten schutting waarin een dubbele deur toegang tot de begraafplaats gaf. De begraafplaats lag ingeklemd tussen Keizersgracht, Weesperstraat, Nieuwe Herengracht en de destijds belangrijke Muidergracht. De toegang lag aan de Weesperstraat, maar via het water was de begraafplaats ook te bereiken. In de loop van de tijd werden de zijden langs de Weesperstraat en de Keizersgracht bebouwd, toen de stad verder groeide.
Meer dan twee eeuwen werd hier begraven totdat in 1866 het begraven binnen de bebouwde kom op last van de gemeente werd stopgezet. Begraven kon men toen op de net door de gemeente aangelegde Oosterbegraafplaats (alweer gesloten in 1894) of op de eerder in 1860 aangelegde Westerbegraafplaats. Na sluiting van de begraafplaats werd voorgesteld deze in te richten als plantsoen, net als veel andere begraafplaatsen die toen gesloten werden. Tegelijk werd uitvoering gegeven aan een nieuw circulatieplan voor de grote scheepvaart door de stad. De route langs de Muidergracht bleek daarbij overbodig wat betekende dat de Muidergracht en omgeving opnieuw ingericht kon worden. Dat gebeurde in 1876 met plannen voor de uitbreiding van de aan de andere zijde gelegen Hortus Botanicus en de ombouw van de gracht tot een vijver met enkele bruggen. De verbetering van de verkeerscirculatie betekende dat de Hortus een klein stuk van haar grond moest afstaan. Ter compensatie kreeg men daarvoor een deel van het kerkhof terug. Deze zogenaamde “Overtuin” werd vrijwel direct in gebruik genomen als proeftuin door de nieuwe hoogleraar Hugo de Vries. Een klein deel van de begraafplaats bleef nog enkele jaren intact terwijl in het midden van het plantsoen het lijkenhuisje nog bleef staan. Wanneer dat uiteindelijk afgebroken werd, is niet bekend.
Op een resterend gedeelte, langs het plantsoen, werden in 1885 twee schoolgebouwen neergezet. In 1966 stuitte men bij de bouw van het studentenhuis aan de Weesperstraat weer op het kerkhof omdat er veel menselijke skeletresten werden aangetroffen. Nog in 2000 was er de nodige ophef over botresten die werden gevonden bij het Hortusplantsoen toen er een sleuf voor een nieuwe riolering gegraven werd. De gevonden resten werden toen overgebracht naar De Nieuwe Ooster (1894). Een ander deel van de botresten van het oude kerkhof is bijgezet op de Noorderbegraafplaats in een ossuarium. Daar staat nu achter op de begraafplaats een sobere hardstenen stèle met aan de voorzijde het wapen van Amsterdam en de naam en de jaartallen waarin de begraafplaats gebruikt werd.
In het Hortusplantsoen zelf wijst niets meer op een begraafplaats. Wat nog wel te zien is de zogenaamde overtuin van de Hortus, gelegen achter een hoge schutting. Ook daar vindt men bij werkzaamheden in de tuin nog wel eens botresten!
Bron: dodenakkers