Moord aan de Haarlemmerweg, geredigeerde tekst uit de krant van 8 december 1893 (originele tekst)
Jaloezie was de belangrijkste oorzaak van het drama aan de Haarlemmerweg, dat zich afspeelde in de ochtend van 22 oktober. Vandaag stond Hermanus Willem Vaessen, een laaggeschoolde man van middelbare leeftijd, terecht op beschuldiging van moord op zijn vrouw.
Op vragen van de president antwoordt de beklaagde kalm en helder: zijn vrouw had hem verlaten en leidde al weken lang een losbandig leven in Den Helder. Zij hadden er vroeger gewoond en zij had een paar ‘onzedelijke’ vrouwen leren kennen. Met één van hen had zij een lesbische relatie. Die vrouw zou ziek zijn en dringend de nabijheid van haar vriendin nodig hebben, maar dat klopte niet. De man van deze vrouw verklaarde dat hij niet wist dat zijn vrouw ziek was en daardoor gezelschap nodig had.
Hoe het ook zij, Vaessen besloot zijn ontrouwe ega te gaan halen. Uit angst voor zijn bedreigingen ging zij uiteindelijk mee terug naar Amsterdam. De reis werd per boot gemaakt en de kaartjes waren retourtjes. Enkeltjes waren niet verkrijgbaar. Omdat zijn vrouw deed alsof zij haar kaartje verloren had, kreeg Vaessen het idee, dat zij naar Den Helder wilde teruggaan, zodra zij een kans zag. Om die reden kwam hij op het plan om haar te vermoorden.
Zij werden het erover eens om van Amsterdam naar Haarlem te lopen om zo het geld voor de trein te besparen. Vaessen kocht drank voor zijn vrouw, die nog steeds niet helemaal nuchter was omdat ze de vorige avond zoveel had gedronken. Terwijl hij naast haar liep en zij hem sarde met verhalen uit Den Helder, werkte hij zijn moordplan verder uit. Voorbij Halfweg greep hij haar beet, sleurde haar naar de slootkant en duwde haar net zo lang met haar hoofd onder water tot ze dood was. Met grote koelbloedigheid keek hij naar haar doodsstrijd.
Niet lang daarna werd het lijk gevonden door een spoorwachter en een paar boerenarbeiders. Door een paar jongens, die in de nabijheid hadden zitten vissen, werd het lichaam herkend als dat van de vrouw met wie zij Vaessen een ogenblik tevoren hadden zien voorbijkomen. De agent L. Brouwer, die ook bij het vinden van het lijk aanwezig was, vond bij fouillering slechts zestien of zeventien centen, wat niet klopt met de verklaring van de verdachte, dat hij zijn vrouw het geld gegeven zou hebben, dat bestemd was voor de reis van Amsterdam naar Haarlem.
De volgende getuigen, de arbeiders Reinders en Van Vlemmeren uit Halfweg, die op de bewuste ochtend naar hun werk gingen, zagen de verdachte en zijn vrouw voor zich uit lopen. Ze schenen woorden te hebben en de vrouw liep telkens bij de man weg, maar de beide getuigen dachten, dat dit een spelletje was, zelfs toen Vaessen de vrouw vastgreep en naar de slootkant sleurde. Wat later zagen zij de man aan de slootkant neerhurken en de rokken van de vrouw over het water uitgespreid. Zij begrepen nu wat er gebeurde, maar zehebben niet ingegrepen en alleen de politie gewaarschuwd. Die arresteerde de moordenaar vijf kwartier later op de Spaarndammerdijk. De moord, die wellicht door een moediger optreden van Reinders en Van Vlemmeren had kunnen voorkomen, was uitgevoerd.
De president, Mr Pareau, sprak hen beiden hierop stevig aan en wees hen er op dat de wet mensen een strenge straf kan opleggen als zij anderen die in gevaar zijn, niet helpen wanneer zij dat wel kunnen.
Het verhoor van de Helderse vriendinnen van het slachtoffer en dat van de overige getuigen bevestigde op hoofdlijnen de aanleiding tot de treurige misdaad, waaraan Vaessen zich schuldig maakte. Aanklager Mr. Regout, vorderde voor de verdachte een levenslange gevangenisstraf in de mening dat de moord geplaagd was met een doortraptheid, die alle verzachtende omstandigheden teniet deed.
De toegevoegde advocaat, Mr v.d. Bogaerdt, vroeg met warmte om clementie van de Rechtbank voor zijn cliënt. Zijn misdrijf was afschuwelijk, maar de advocaat wees op omstandigheden, die een mildere straf konden rechtvaardigen.
Uitspraak over 8 dagen. (originele tekst)