Beroemd zijn de zogenaamde Groninger theologen geworden: Hofstede de Groot, Pareau, Chantepie de la Saussaye. Niet helemaal strak vrijzinnig, maar wel predikers van de gemoedelijkheid, het warme geestesleven. Gunning! Irenisch leven, een praktisch geestelijk leven onder de hoede van de goede God. In het oosten van het land kreeg die stroming veel aanhang. Ze was zeker anti-Calvinistisch, veel meer op de Duitse theoloog Schleiermacher afgestemd, die eens het geloof een schlechthinniges Abhängichkeitsgefühl had genoemd.
God is een god van liefde, eerder een vader dan een toornende God. Hij beheerst de schepping, schuilt in de orde van de natuur, het ritme van de tijd, droogte en regen geeft hij, en aan het einde van ons leven maakt hij het goed met alle mensen. Geen duivel, wel duivelsachtige menen, geen hel die anders is dan de hel waar sommige mensen in moeten leven. Vaderarmen van ons, een zuivere vangnettheologie.
Die Groningers deden sterk denken aan de Moderne Devotiebeweging van de vijftiende eeuw, een lekenbeweging in de RK kerk met voormannen als Geert Groote en Thomas à Kempis. Eenvoud, soberheid, ingetogen leven, het goede doen voor anderen, dienstbaarheid, maar geen dogma. Wel een collatie, een samenspraak, waarin je elkaar rekening aflegde van je geloof. Het gaat niet om het geloof van het verstand, maar geloof voor het hart.
Bron: vroegere website Anne van der Meiden, nu als webarchive. Hij is theoloog en emeritus hoogleraar Communicatiewetenschappen.